Teksten om in stille tijd te lezen
|
|
|

|
|
Groei
Verwachtingsvol als
een bloesem in het voorjaar
- onherroepelijk-
|
 |
|
Belofte
het voorjaar komt
vast vroeg dit jaar
de bomen zijn
nog kaal - maar
de winter wijkt
mijn hart springt op
Uw kracht
komt aan het licht
o heilig Woord
ontkiem in mij
ontsluier Uw gezicht
|
 |

|

|
Ballade
van de Ziel en haar Geliefde
|
't
Was diepe nacht en ieder sliep,
maar ik was wakker op dat uur
en sloop mijn huis uit, liefde riep,
ik was ontvlamd aan hevig vuur.
Vermomd liep ik door gangen heen
en daalde langs de brandtrap af.
Geen die mij zag, geen maan die scheen,
geen ster die straalde in die nacht.
Er scheen slechts licht van binnenuit:
de vlam van liefde in mijn borst.
Verlangen dreef mij uit mijn huis,
een ongekende liefdesdorst.
O nacht, jij was mijn gids naar ginds,
o nacht zo helder als de dag,
o nacht die, minnaars goed gezind,
mij met de mijne samenbracht!
Ik kwam waar niemand anders was,
waar hij mij wachtte, zielsbeminde.
Wij vlijden ons in 't zachte gras,
de ceders wuifden koelte toe.
|
Zijn
hand gleed teder langs mijn hals,
verwondde mij als met een mes.
Beroofd van zinnen viel ik als
een vogeljong terug in 't nest.
Vanaf de tinnen woei een bries
en blies verlegen door zijn haar,
alsof de vingers van een lief
hem streelden in een speels gebaar.
Zijn blozende wangen aaide ik,
zijn hoofd lag vredig in mijn schoot,
zacht streek ik door zijn haren, ik:
zo zielsgelukkig als nog nooit.
Ik gaf mij helemaal aan hem,
vergat de zorgen en 't gevaar,
ik hoorde enkel maar zijn stem
te midden van de lelies daar.....
Noche oscura
del alma van Juan de la Cruz (1542-1591)
Hertaling: Menno Rougoor (1954-2013)
Op muziek gezet door: Rien den Arend
Uit de bundel: ‘Op vleugels van verlangen’
Uitgave NPB Bennekom 2012
|

|
Het verlangen van de ziel
Het verlangen van de ziel naar een ontmoeting of zelfs versmelting
met de Bron is door de eeuwen heen door vele mystici uit verschillende
religies en tradities beschreven en bezongen. Zij trachten daarmee uiting
te geven aan de essentie van hun bestaan: het gaan van de geestelijke weg,
op zoek naar verbinding met die ongekende Ander die hen het leven geeft.
‘Luister naar het riet van de fluit, hoe het vertelt
En hoe het klaagt, gekweld door de pijn van het afscheid!
“Sinds ik gesneden werd uit het riet van mijn vaderland,
huilt heel de wereld mee op mijn klanken..”’
In bovenstaande prachtige bewoordingen geeft Jalal
al-Din Rumi (Soefi-mysticus, Iran, 1207-1273) uiting aan zijn
gevoelens van afgescheidenheid, gegeven met het feit dat hij geboren is. Er
spreekt uit zijn woorden een diep verlangen naar hereniging met de
liefdevolle Bron waaruit hij is voortgekomen. De mens, die vanaf het moment
dat hij door de Schepper zijn levensadem krijgt ingeblazen, een levende
ziel is, gaat zijn aardse weg. Maar het verlangen naar het kennen en
begrijpen van de Bron, naar het ontmoeten en beminnen, dragen sommige
mensen altijd met zich mee. Dit diepe verlangen is voor mystici geen
behoefte die bevredigd kan worden. Zoals de mens zich op zijn levenspad
beweegt, zo beweegt ook het verlangen in iemands leven mee. Soms wordt er
een tipje van een sluier opgelicht, maar doorgaans is er niets meer dan het
'gewone' leven en moet men het doen met de hoop en het vertrouwen eens
verenigd te worden. Pas na het sterven mogen we werkelijk zien. De
Bengaalse schrijver/mysticus Rabindranath Tagore (1861-1941)verwoordde zijn verlangen naar een
ontmoeting na zijn dood in een lied dat voor het eerst gezongen werd bij de
herdenkingsbijeenkomst na zijn overlijden. De laatste regels luiden:
'Dat de banden van de aarde zullen verdwijnen,
het machtige Universum mij in haar armen sluit,
en ik onbevreesd
het Grote Onbekende mag leren kennen.'
Het verlangen in de Christelijke mystiek
In de Christelijke mystiek gaat het om het hartstochtelijke verlangen van
de mens naar vereniging met de Bron die God genoemd wordt. Dat verlangen is
een wederzijdse beweging, want er is ook het verlangen vanuit God om zich
te verenigen met de mens. We zijn wellicht geneigd bij mystiek te denken
aan bekende namen (Hildegard van Bingen, Teresa van Avila, Johannes van het Kruis, etc.) maar in mijn
pastorale praktijk ervaar ik dat er velen zijn die innerlijk worden bewogen
door deze hartstocht. Ook de ‘gewone’ mens - de zieke, de oudere, de
gedetineerde, de dakloze, de huisvrouw - kennen het diepe verlangen God in
het binnenste van hun ziel te mogen ontmoeten.
Het ligt voor de hand om de vraag te stellen waar dit verlangen vandaan
komt. Komt het voort uit het gegeven dat we behoeftige mensen zijn,
kwetsbaar en vergankelijk, bang voor de dood? Is het wellicht projectie van
onze eigen onvolkomenheid? Of is het een verlangen naar bescherming,
geborgenheid, hulp en kracht voor alles wat het leven van ons eist? Wordt
het misschien ingegeven door egoïsme, is het een verlangen naar
zelfbevestiging?
De 'grotere' mystici doorleefden deze vragen ook en stellen dat het
verlangen ten diepste zuiver is, omdat het door God zelf in ons gewekt
wordt. Hij heeft het ons ingeademd (Augustinus), want Hij verlangt ernaar
één met ons te worden (Jan van Ruusbroec). Een
wederkerige beweging, voortkomend uit de liefde van God. Hij die ons uit
liefde heeft geschapen, wil ons in liefde intiem met zichzelf verbinden.
In het verlangen is God zelf dus aanwezig en aan de mens de opdracht te
proberen God niet met zijn verlangen naar zich toe te trekken, maar zich
vrij te maken en te openen zodat God in hem kan uitwerken wat hij
beoogt. Hij, die altijd de Ander blijft, hoewel hij dichterbij is dan
wij onszelf nabij kunnen zijn. Nooit zullen wij hem helemaal leren kennen.
Het is een grote 'valkuil' om zelf te blijven invullen Wie en Wat God is.
Daarmee wordt hij als het ware vastgezet. Maar het is een moeilijk proces
om vertrouwde beelden en vooronderstellingen los te laten. Het is een
levenslang pad van uitzuivering, waarop de verlangende mens steeds meer
zekerheden verliest. Zijn verlangen zal omgevormd worden en plaats maken
voor een passievere, ontvangende houding waarin God aan het licht kan
komen. Begrippen als loslaten en overgave zijn dan ook onlosmakelijk
verbonden met dit proces.
Maar het verlangen blijft wel aanwezig, als een dorst die niet te lessen
valt. Soms is het pijnlijk, het kan een mens verwonden, raken als een pijl
in het hart, als een vuur dat heftig in zijn binnenste brandt. En de mens
die dat treft, kan niet anders dan gehoor geven aan dat verlangen en zal de
weg die van hem gevraagd wordt moeten gaan.
|
Teresa van Avila beleefde dat in een visioen en een eeuw
later maakte Bernini het bekende beeld in de
Basiliek Santa Maria della Vittoria
te Rome.
‘Ik zag in zijn handen een brede, gouden lans met aan het uiteinde een
weinig vuur, meen ik. Hij scheen ze mij een paar maal doorheen het hart tot
in de ingewanden te stoten. Bij het terugtrekken ervan was het net of deze
mee werden uitgerukt, terwijl ik zelf, vervuld van vurige liefde tot God,
achterbleef. De hevige pijn die ik daarbij voelde, deed me zachtjes kreunen
(...) Hier heeft een zoet verkeer plaats tussen de ziel en God.’
Uit: 'Mijn leven' van Teresa van Avila (ca. 1565)
|

|
Maar
ook zonder een dergelijk exceptioneel visioen kan een mens lijden aan zijn
mystieke verlangen, aan de liefdespijn die hem op weg roept om het pad van
‘omvorming in liefde’ te gaan.
En daar blijft het niet bij: als je gehoor geeft en op weg gaat, word je
dikwijls geconfronteerd met periodes van dorheid, ervaringen van diepe
geestelijke verlatenheid, als in een donkere nacht.
Toch kunnen mensen die geroepen worden door het verlangen van hun ziel niet
anders.
De Liefde die hen roept is niet te weerstaan.
|
|
|
Links
|
|
Karmel Twente
|
Herademing
Tijdschrift voor spiritualiteit en mystiek
|
Franciscaanse
stille retraites
|
Cantico Espiritual (het
Geestelijk Hooglied van Johannes van het Kruis); tekst
|
|
|
|
|
|
|
|